Zoals Nederland zijn Sinterklaas viert, hebben de Scandinavische landen de julenisse die in hoog aanzien staat (jule = kerst, nisse spreek uit: niese = kabouter). In Finland heet hij Tonttu en in Zweden Tomte, maar de oorsprong is overal hetzelfde; de julenisse stamt af van de fjosnisse (fjos met een streep door de 0, spreek uit fjus = stal). In andere Europese landen zullen alleen de lezers van Nils Holgersson hem kennen; Selma Lagerlof schrijft in "De Wonderbare Reis" over de nisse die het stoute jongetje Nils verandert in een klein mannetje, en die reist op de rug van een gans.
Fjosnisse is een mythisch figuur die waakt over de boer, zijn gezin en zijn veestapel. Vroeger werd hij afgebeeld als een mannetje varierend in lengte van een paar centimeter tot een meter, gekleed in boerenkleding, en soms in het bezit van een cyclopenoog. Hij is een traditioneel ingesteld figuur die er niet van houdt als in de stal gevloekt en geurineerd wordt, en er mogen ook geen dingen worden verspild. Vindt hij op juleavond niet zijn julegrot (rijstepap)op een bordje bij de stal, kan hij ongeluk brengen over de boerderij door bijv. het vee te doden. Vanaf 1840 is hij het symbool geworden voor jule en wordt hij afgebeeld als een klein kaboutertje met een rode puntmuts. Op juleavond bewonder ik bij Eli tien julenisses in de vensterbank; ze zijn gebreid van wol, hebben een plukkige baard van schapewol, en een enorme rode puntmuts. Fjosnisse wordt te pas en te onpas aangehaald als men bepaalde zaken niet kan verklaren, zoals in Nederland de kaboutertjes erbij gehaald worden. Op een avond komt Eli in de stal om te vragen of wij het schuurapparaat hebben gezien. Als Johan ontkennend antwoordt, loopt ze mompelend weg met de woorden dat de fjosnisse het wel gepakt zal hebben. De weken erna worden we geplaagd door stroomstoringen, uierontstekingen en pinken die net aan de melk zijn en het melkstel eraf trappen en beschadigen. Zo langzamerhand begin ik me af te vragen of het wel verstandig was om op juleavond geen bordje rijstepap bij de stal neer te zetten!!
Een ander fenomeen zijn de rendieren, die in de noordelijke bossen van Scandinavie in het wild leven. Ze behoren tot de herten en leven van rendiermos, bast, bladeren en twijgen. Beide geslachten dragen een gewei en heel typerend is het knakkende geluid dat ze met hun poten maken tijdens het lopen. Ze houden van zwemmen en de kuddes die uit 1000en kunnen bestaan, zijn imponerend om te zien. Ze kunnen 108 cm. hoog worden, 70 tot 100 kilo wegen en 12 tot 15 jaar oud worden. De draagtijd is 7 a 8 maand en ze krijgen 1 jong per dracht. De kleuren varieren van grijs, bruin, donkerbruin en soms geheel wit. Wat voor ons het rundvee is, is voor de Samen (inwoners uit Lapland) het rendier. De melk en het vlees leveren voedsel, van de huiden maakt men zacht leer, kleding, kussens en gordijnen. De pezen worden gebruikt bij schoenen en kano's, van de beenderen maakt men naalden en een opgerekte darm fungeert als een zak om vlees in te bewaren. Als lastdier zijn ze niet te evenaren; ze trekken beter als een paard. Ze kunnen 135 kilo trekken, gaan 12 km/uur en kunnen 55 km/dag. Dat zou je zo niet zeggen, als je ze achter je huis ziet lopen!!
Johan ziet ze achter de boerderij lopen, en is naar huis gerend om de camera te halen. Alle foto's zijn bewogen, maar ze zijn nog goed te zien. We weten dat er een kudde rendieren wordt gehouden dicht bij Afjord (een klein uur bij ons vandaan) en waarschijnlijk zijn deze exemplaren ontsnapt. Maar het kunnen ook "wilde" dieren zijn. De Bessakers weten het niet precies. Later op de dag ziet Johan ze weer en deze keer kan ik ze ook zien. Opgewonden loop ik naar de weide achter de stal, en hoewel het al bijna donker is, zijn de witte strepen op hun lijf nog goed te zien. Ik vind het geweldig om de natuur zo om me heen te hebben, en ik ben in m'n sas met de foto's....altijd maar die koeiefoto's op de blog! Het is maar goed dat ik op dat moment nog niet weet wat de fjosnisse die avond voor ons in petto heeft!!
Fjosnisse is een mythisch figuur die waakt over de boer, zijn gezin en zijn veestapel. Vroeger werd hij afgebeeld als een mannetje varierend in lengte van een paar centimeter tot een meter, gekleed in boerenkleding, en soms in het bezit van een cyclopenoog. Hij is een traditioneel ingesteld figuur die er niet van houdt als in de stal gevloekt en geurineerd wordt, en er mogen ook geen dingen worden verspild. Vindt hij op juleavond niet zijn julegrot (rijstepap)op een bordje bij de stal, kan hij ongeluk brengen over de boerderij door bijv. het vee te doden. Vanaf 1840 is hij het symbool geworden voor jule en wordt hij afgebeeld als een klein kaboutertje met een rode puntmuts. Op juleavond bewonder ik bij Eli tien julenisses in de vensterbank; ze zijn gebreid van wol, hebben een plukkige baard van schapewol, en een enorme rode puntmuts. Fjosnisse wordt te pas en te onpas aangehaald als men bepaalde zaken niet kan verklaren, zoals in Nederland de kaboutertjes erbij gehaald worden. Op een avond komt Eli in de stal om te vragen of wij het schuurapparaat hebben gezien. Als Johan ontkennend antwoordt, loopt ze mompelend weg met de woorden dat de fjosnisse het wel gepakt zal hebben. De weken erna worden we geplaagd door stroomstoringen, uierontstekingen en pinken die net aan de melk zijn en het melkstel eraf trappen en beschadigen. Zo langzamerhand begin ik me af te vragen of het wel verstandig was om op juleavond geen bordje rijstepap bij de stal neer te zetten!!
Een ander fenomeen zijn de rendieren, die in de noordelijke bossen van Scandinavie in het wild leven. Ze behoren tot de herten en leven van rendiermos, bast, bladeren en twijgen. Beide geslachten dragen een gewei en heel typerend is het knakkende geluid dat ze met hun poten maken tijdens het lopen. Ze houden van zwemmen en de kuddes die uit 1000en kunnen bestaan, zijn imponerend om te zien. Ze kunnen 108 cm. hoog worden, 70 tot 100 kilo wegen en 12 tot 15 jaar oud worden. De draagtijd is 7 a 8 maand en ze krijgen 1 jong per dracht. De kleuren varieren van grijs, bruin, donkerbruin en soms geheel wit. Wat voor ons het rundvee is, is voor de Samen (inwoners uit Lapland) het rendier. De melk en het vlees leveren voedsel, van de huiden maakt men zacht leer, kleding, kussens en gordijnen. De pezen worden gebruikt bij schoenen en kano's, van de beenderen maakt men naalden en een opgerekte darm fungeert als een zak om vlees in te bewaren. Als lastdier zijn ze niet te evenaren; ze trekken beter als een paard. Ze kunnen 135 kilo trekken, gaan 12 km/uur en kunnen 55 km/dag. Dat zou je zo niet zeggen, als je ze achter je huis ziet lopen!!
Johan ziet ze achter de boerderij lopen, en is naar huis gerend om de camera te halen. Alle foto's zijn bewogen, maar ze zijn nog goed te zien. We weten dat er een kudde rendieren wordt gehouden dicht bij Afjord (een klein uur bij ons vandaan) en waarschijnlijk zijn deze exemplaren ontsnapt. Maar het kunnen ook "wilde" dieren zijn. De Bessakers weten het niet precies. Later op de dag ziet Johan ze weer en deze keer kan ik ze ook zien. Opgewonden loop ik naar de weide achter de stal, en hoewel het al bijna donker is, zijn de witte strepen op hun lijf nog goed te zien. Ik vind het geweldig om de natuur zo om me heen te hebben, en ik ben in m'n sas met de foto's....altijd maar die koeiefoto's op de blog! Het is maar goed dat ik op dat moment nog niet weet wat de fjosnisse die avond voor ons in petto heeft!!
1 opmerking:
Hey Johan en Vera,
jullie hebben een heel leuke blog. We lezen hem dan ook regelmatig hier van de andere kant van de aardbol. Blijf vooral over de koeien, Noorse boswezens, rendieren en het boerenleven schrijven. Het leven daar lijkt me zwaar een veel werk, maar leven in de natuur zal veel teruggeven. In ieder geval veel succes en vooral plezier daar in Bessaker Gard.
Groetjes uit Nieuw Zeeland
Esther en George
Een reactie posten